Beste Vrienden,
Veeleer dan een gelovig zijn de Japanners een bij-gelovig volk. Ze houden niet vast aan één bepaalde god, maar staan onder de invloed van 3 stromingen waaruit nog heel wat hedendaagse gebruiken voortkomen. Deze 3 ‘levensfilosofieën’ lagen trouwens ook ten grondslag aan de werkwijze van de samoerai. Het confucianisme vereiste van de krijger absolute loyaliteit t.a.v. zijn meester. Het boeddhisme leerde dat het leven tijdelijk was en dat de dood met de nodige sereniteit moest benaderd worden. Door het shinto werd men dan weer geïnspireerd tot patriottisme en de goddelijke status van Japan en zijn keizer – volgens hen trouwens de incarnatie van de goden.
Ook sumo is eigenlijk een shinto-traditie, die zou teruggaan tot 2000 jaar geleden. In den beginne werd er geworsteld om de goden te entertainen tijdens festivals. Men spreekt trouwens nog steeds van ‘sumo-festivals’ en niet (alleen) van ‘tornooien’. Er zijn tegenwoordig 6 grote tornooien per jaar, waarschijnlijk niet toevallig in de onpare maanden: een gids vertelde ons dat het voor Japanners ‘ongeluksgetallen’ zijn wanneer ze deelbaar zijn door twee. Zo zal men op trouwfeesten nooit 40.000 of 60.000 JPY (de Japanse yen, resp. ca. 40 of 60 EUR) als geschenk geven, maar veeleer 30.000 of 70.000 JPY. Sumo – immers niets meer of niets minder dan de tegenstander uit de ring (dohyo) of op de grond gooien – bestaat nog altijd meer uit shinto-ceremonieën dan uit vechten. Onafgezien van de hele setting (vb. het zand in de dohyo is een teken van zuiverheid) en de kleding die de rikishi dragen (vb. de yokozuna dragen een wit gevlochten touw), gebeuren er een aantal handelingen die ver teruggaan in de tijd. Zo klapt de worstelaar o.a. bij het binnenkomen van de ring in de handen om de aandacht van de goden te trekken, spreidt hij de armen om te bewijzen dat hij geen wapens draagt, stampt hij vervolgens met beide voeten ostentatief één-voor-één op de grond om de boze geesten te verdrijven uit de dohyo, en velen zullen ook zout rond zich heen strooien om zichzelf te beschermen tegen blessures. Ook de scheidsrechter, de gyoji, is gekleed als een shinto-priester en de kleuren van de 4 bolletjes die aan de voorzijde van zijn gewaad hangen zeggen iets over zijn status.
De gewone, moderne Japanner hanteert ook nog steeds gebruiken uit de verschillende filosofieën. Pakweg trouwfeesten gebeuren volgens tradities uit het shinto en begrafenissen volgens gebruiken uit het boeddhisme. Je ziet in Tokio al evenveel shrines (altaren of heiligdommen; uit het shinto) als tempels (uit het boeddhisme). Net zoals wij kaarsjes branden aan de basiliek van Scherpenheuvel, heeft men ginds een soort wijwater waarmee je je handen moet wassen en waarvan je moet drinken alvorens de tempel binnen te gaan, die nota bene in de kleur van het bloed geschilderd is om de boze geesten af te schrikken.
In mijne jongen tijd was ik triatleet, ik meen te mogen stellen 'de naam waardig', en ik denk ook deels te danken aan de ‘volgorde van handelingen’ die ik steevast hanteerde in de laatste dagen voor de wedstrijd. Op woensdag deed ik meestal nog een fiets- en zwemtraining, op donderdag was er meestal alleen nog een lange zwemtraining (er was een tijd dat ik mijn hand niet omdraaide voor 5 km, ‘ne keer eten en ge zijt het vergeten’), en op vrijdag ging ik alleen nog lopen (een uur à anderhalf uur). Op zaterdag ging ik losfietsen (1,5 à 2 uur) en loszwemmen (meestal 3 km), kuiste ik mijn fiets (om er zeker van te zijn dat hij in orde stond), en begon ik op mijn eten te letten: koolhydraatrijk (veeleer fruit dan groenten) en niet te laat ’s avonds (zodat het op zondagochtend volledig verteerd zou zijn). Op zondagochtend (het uur van opstaan werd gedicteerd door het startuur van de wedstrijd) ging ik meestal een half uur lopen op nuchtere maag, gevolgd door een beperkt, licht maar koolhydraatrijk ontbijt (uitgerekend, 3 à 4 uur voor de start van de wedstrijd).
Op deze manier wist ik op den duur dat ik er stond wanneer ik dat wilde. Ik had het – zonder overdrijven – perfect in de hand. Door ‘trial and error’ in mijn eerste triatlonjaren was ik proefondervindelijk tot een ‘recept’ gekomen dat mij nooit in de steek liet. Dat had niks met geloof of bijgeloof, en zelfs niet met ‘houvast’, te maken. Die structuur was rocket science.
Dat was niet omdat ik hoopte dat het me geluk zou brengen of omdat ik me anders onzeker zou voelen, het was statistiek die zichzelf herhaaldelijk bewezen had. Jan Caeyers, dirigent van het wereldvermaarde Beethoven-orkest en voor wie ik grote bewondering koester, heeft ook zo zijn gewoontes voor een groot optreden. Dat heeft niks van doen met het verdrijven van boze geesten. Het is ook van een andere grootteorde dan de keeper die alleen nog maar wil spelen met gele handschoenen of het halskettinkje/talisman van zijn lief. Het gaat al evenmin over de ‘tics’ die Rafael Nadal erop nahoudt voorafgaande aan elke opslag, de lijnen waarop hij niet wil stappen bij het verlaten van het veld, of de flesjes die hij telkens neerzet met het etiket gericht naar de kant van het veld.
Rituelen horen je te helpen, je hoort er geen slaaf van te worden.
Met sportieve groeten,
Karel